Que? Que? Ja, dat woordje kennen wij Nederlanders dan toevallig weer wél. Goh, wat betekende het ook alweer? O ja! Wat? Wel jammer dat de meesten van ons op hun vakantie Spanje daarna uitgepraat zijn in het Spaans.
Hola supermercado
Los gezellegitos, donde esta genietos? Juist … dat is dus een gevalletje van een kaaskop die geen Spaans spreekt. Gewoon de klemtoon op de laatste letter van het woord leggen of overal -os achteraan plakken en de Nederlandse taal lijkt al gauw een beetje op het Spaanse. Ik vrees dat je het daarmee helaas niet ver gaat schoppen bij onze Spaanse vrienden. Met een paar basiswoordjes in je hoofd kom je echter al een heel eind.
Een basiswoordje Spaans
Er zijn altijd een paar woorden die handig zijn om te kennen wanneer je op vakantie gaat, denk bijvoorbeeld aan bier, patat, bar en wijn. Hieronder staan een paar basiszinnetjes voor als je in het hotel bent, OV nodig hebt of als je in een restaurant bent.
Ik wil graag een glas wijn – Yo quiero una copa de vino
Voor ons een biertje alstublieft – Para nosotros una cerveza por favor
De rekening graag – La cuenta, por favor
Waar is de supermarkt? – Dónde esta el supermercado?
Hoeveel kost het? – ¿Cuanto cuesta?
Heeft u nog kamers vrij? – ¿Tiene ustedes habitaciones libres?
Ik heb een kamer gereserveerd – He reservado una habitación.
Muchas suerte en España!
Ik hoop dat je deze zinnetjes goed in je hoofd gestampt hebt, ik durf dan bijna te zeggen dat ze je in Spanje wel zullen begrijpen! Veel succes in Spanje!